Onderzoeksgegevens over opstroom en afstroom

Geplaatst door Henk Blok op 7 maart 2019
In de eerste twee jaren van het voortgezet onderwijs veranderen nog heel wat leerlingen van onderwijsniveau. Door de onderwijspositie in het begin van het derde leerjaar te vergelijken met het advies wordt duidelijk hoeveel leerlingen zijn op- en afgestroomd. Duiding van op- en afstroom is lastig, omdat deze verschijnselen zowel het gevolg kunnen zijn van een niet-passend schooladvies als van een middelbare school die meer of minder goed weet aan te sluiten bij de capaciteiten van een leerling. In Amsterdam stromen meer leerlingen op dan af. Waarom er tussen scholen beduidende verschillen zijn in de percentages op- en afgestroomde leerlingen is niet bekend.
Dit is de onderzoeksnota bij het blogbericht Meer opstroom dan afstroom.

Onderwijspositie in vergelijking met het schooladvies

Sinds het schooljaar 2014/15 is het schooladvies leidend voor de toegang tot het voortgezet onderwijs. Als een leerling bijvoorbeeld onderwijs op havo-niveau wil starten, dan mag dat alleen als de basisschool een havo-advies heeft gegeven.

Voor een deel van de leerlingen is nog niet duidelijk wat het haalbare of gewenste niveau is. Dan kan de basisschool een dubbeladvies geven. Bijvoorbeeld vmbo-t/havo, wat betekent dat de basisschool meent dat de leerling in ieder geval vmbo-t aankan en misschien havo. Meestal zal na één of twee jaar in een gemengde brugklas duidelijk zijn welke opleiding het beste bij de leerling past.

De Inspectie van het Onderwijs volgt de loopbanen van leerlingen met bijzondere belangstelling. Als een van de ijkpunten kiest de Inspectie de onderwijspositie van leerlingen in het begin van het derde leerjaar. Bijna alle leerlingen volgen dan, zo is de gedachte, onderwijs op het niveau waarop ze ook examen zullen doen. Een uitzondering vormen de leerlingen die het derde leerjaar nog in een havo/vwo-brugklas zitten, zoals bijvoorbeeld mogelijk is op de Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB).

Door de onderwijspositie bij de start van leerjaar 3 te vergelijken met het basisschooladvies wordt duidelijk bij welke leerlingen sprake is van opstroom (de onderwijspositie is hoger dan het advies) of afstroom (de onderwijspositie is lager dan het advies). Opgemerkt zij dat de vergelijking wordt gemaakt met het eerste door de school uitgebrachte schooladvies, ongeacht of dit na een eventuele heroverweging is verhoogd of niet.

Verschillende interpretaties van opstroom en afstroom

Opstroom wordt in het algemeen beschouwd als een positief fenomeen. Scholen met veel opstromende leerlingen zijn er kennelijk goed in hun leerlingen verbeterde ontwikkelingskansen te bieden, zo is de duiding. Afstroom daarentegen wordt als negatief gezien. Scholen met veel afstroom laten kansen liggen. Ze maken niet waar dat leerlingen hun volledige potentie, uitgedrukt in het schooladvies, tot ontwikkeling kunnen brengen.

Maar op- en afstroom zijn niet alleen afhankelijk van de inzet en kwaliteiten van vo-scholen. Ook de door de basisschool gegeven adviezen spelen mee. Als namelijk de basisschool een niet-passend schooladvies heeft afgegeven, dan vergroot dit de kansen op op- en afstroom. Het nadelige effect van een te laag advies kan door opstroom ongedaan worden gemaakt, zoals een te hoog advies door afstroom kan worden gecorrigeerd.

Welke van de twee interpretaties het meest van toepassing is – een niet passend advies of een niet passende inzet van de school voor voortgezet onderwijs – is niet zo maar aan te geven. Het kan per leerling verschillen. Dat maakt op- en afstroom moeilijk te interpreteren verschijnselen.

Cijfers over op- en afstroom

Cijfers per school over op- en afstroom zijn te vinden bij Scholenopdekaart (eerst de school kiezen, dan naar tabblad Resultaten, Schooladvies en plaatsing). De hier gegeven cijfers behandelen op- en afstroom apart, en ook nog onderscheiden voor de verschillende opleidingen (pro, vmbo-b, vmbo-k, vmbo-gt, havo en vwo). Helaas betreffen de hier aan te treffen gegevens alleen het schooljaar 2017/2018, waardoor ze niet meer dan een momentopname zijn. Daarom maken we hier liever gebruik van gegevens van de Inspectie van het Onderwijs, die betrekking hebben op drie schooljaren.

De Inspectie heeft haar gegevens restricted access beschikbaar gesteld aan DANS, het Nederlands instituut voor permanente toegang tot digitale onderzoeksgegevens, waar ze voor OCO toegankelijk zijn.

Het onderwijsresultatenmodel

Voor de Inspectie vormen cijfers over opstroom en afstroom een belangrijk onderdeel van het onderwijsresultatenmodel. De al genoemde onderwijspositie aan het begin van leerjaar 3 in vergelijking met het schooladvies wordt beschouwd als een bruikbare indicator voor de schoolkwaliteit.

Per school en per vestiging bepaalt de Inspectie jaarlijks het aantal opstromers en afstromers. Deze aantallen worden samengevoegd tot één indicator Onderwijspositie ten opzichte van advies po. Een negatieve waarde betekent dat het percentage afstromers hoger is dan het percentage opstromers. Bij een positieve waarde is het omgekeerde het geval.

Op pagina 17 van de technische toelichting Onderwijsresultaten voortgezet onderwijs 2018 wordt uitgelegd hoe de inspectie de scores berekent: Leerlingen van wie de onderwijspositie in leerjaar 3 hoger is dan het advies krijgen de score +1. Leerlingen met een lagere onderwijspositie krijgen de score -1.

Leerlingen die in leerjaar 3 onderwijs volgen op het laagste niveau van hun dubbeladvies tellen volgens de technische toelichting van de Inspectie ‘neutraal’ mee met score 0. Volgt een leerling in leerjaar 3 onderwijs op het hoogste niveau van het dubbeladvies, dan telt de leerling positief mee met score +1.

Dit betekent dat VO-scholen niet ’gestraft’ worden als een leerling op het onderste niveau van het dubbeladvies uitkomt maar wel worden ’beloond’ voor opstroom.

Om een oneerlijke vergelijking tussen scholen te voorkomen hanteert de Inspectie een zevental vergelijkingsgroepen met elk een eigen norm, afhankelijk van de onderwijssoorten die een school biedt. Immers, de mogelijkheden voor op- en afstroom hangen samen met de onderwijssoorten die een school biedt. De mogelijkheden voor opstroom zijn bijvoorbeeld beperkt op een school die leerlingen met een vwo-advies opneemt. Zoals een school die veel leerlingen met een vmbo-b advies opneemt, weinig afstroom kan laten zien.

Amsterdam versus niet-Amsterdam

Tabel 1 maakt duidelijk hoezeer de normen die de Inspectie hanteert afhankelijk zijn van de schoolsoorten. De strengste norm geldt voor scholen die havo/vwo aanbieden, de soepelste voor scholen die alleen vmbo-basis en vmbo-kader aanbieden.

De vwo-norm van plus 1,35 impliceert dat van vwo-scholen wordt verwacht dat ze – overigens in bescheiden mate – derdejaarsleerlingen hebben die van de basisschool een havo/vwo- of een havo-advies gekregen hebben. Voor deze leerlingen is dan na heroverweging op basis van een hoge score op de Eindtoets het schooladvies door de basisschool bijgesteld tot vwo. De inspectie gaat bij het hanteren van de norm uit van het oorspronkelijke schooladvies voor de heroverweging. Overigens impliceert de vwo-norm van plus 1,35 ook dat er maar weinig leerlingen afgestroomd zijn naar havo.

De negatieve norm voor vmbo-bk geeft aan dat deze scholen in het derde leerjaar heel wat leerlingen ingeschreven mogen hebben die in vergelijking met hun advies zijn afgestroomd.

De cijfers voor Amsterdamse en niet-Amsterdamse scholen laten zien dat de scholen gemiddeld genomen min of meer ruim voldoen aan de Inspectienorm. Alleen voor de vwo-scholen geldt dat hun gemiddelde weinig hoger is dan de norm.

Dit geldt sterker voor Amsterdamse dan voor niet-Amsterdamse scholen. Nadere analyses laten zien dat de verschillen in gemiddelden tussen Amsterdam en niet-Amsterdam van weinig of geen betekenis zijn (ze zijn niet statistisch significant). We besteden er daarom hier geen aandacht aan.

Tabel 1

Onderwijspositie ten opzichte van advies po per vergelijkingsgroep, voor Amsterdam en niet-Amsterdam (norm van de Inspectie, gemiddelde over de onderwijsvestigingen, aantal onderwijsvestigingen).

Bron: Inspectie van het Onderwijs, dataset ‘Onderwijsresultaten Voortgezet Onderwijs 2018’. De gegevens over Amsterdam en niet-Amsterdam hebben betrekking op de gemiddelden per onderwijsvestiging, berekend over drie schooljaren (2015-2016 tot en met 2017-2018) en gewogen naar het aantal leerlingen in leerjaar 3.
vgl. groepnorm gem.scholengem. scholen 
Amsterdamniet-Amsterdam
vwo1,351,4373,1545
havo/vwo4,7519,641015,39136
vmbo-(g)t, havo, vwo-0,5514,55911,46243
vmbo-breed, havo, vwo-7,0013,47411,02210
vmbo-(g)t-7,60-1,8942,7654
vmbo-breed, vmbo-breed/havo-10,05-0,2568,46244
vmbo-bk-12,107,06117,4490
Totaal9,025110,001.022

Amsterdamse scholen en hun balans tussen op- en afstroom

Zijn er tussen de Amsterdamse scholen verschillen wat betreft op- en afstroom? Tabel 2 (onderaan dit artikel) bevat voor afzonderlijke scholen de onderwijsposities ten opzichte van advies po voor drie schooljaren. De tabel biedt ook het schoolgemiddelde over deze drie jaren (gewogen naar het aantal leerlingen in het derde leerjaar) en de norm die de Inspectie hanteert (de laatste twee kolommen).

Van de 51 scholen in de tabel zijn er acht (16 procent) die onder de Inspectienorm uitkomen (rood gemarkeerd). Vier daarvan betreffen categorale vwo-scholen. In deze gevallen geldt dat de schoolgemiddelden eigenlijk maar weinig onder de norm uitkomen. Hetzelfde geldt voor Apollo, die als zorglocatie een bijzondere leerlingenpopulatie heeft.

De overige drie scholen, MLA-mavo, College de Meer en Montessori College Oost (MCO), vertonen tussen de schooljaren grote schommelingen. MLA-mavo en MCO zijn op de weg naar boven, College De Meer gedraagt zich wat op- en afstroom betreft als een stuiterbal.

Overwegend meer op- dan afstroom

Het globale beeld dat de Amsterdamse scholen laten zien, is positief. Van de 51 schoolgemiddelden (in de derde kolom) zijn er 42 positief. Dat wijst op een grotere op- dan afstroom. Lumion is met een gemiddelde score van 32,46 de absolute kampioen. Maar er zijn meer scholen met een tamelijk hoge score, waaronder de beide Hervormde Lycea in Nieuw-West en Zuid (HLW en HLZ).

Kijken we tot slot ook nog naar de verschillen tussen de schooljaren. Uit de jaargemiddelden, die onderaan Tabel 2 worden vermeld, is af te leiden dat er sprake is van een stijgende lijn. Het hoogste jaargemiddelde bedraagt 14,42 (het jaargemiddelde voor schooljaar 2017/2018) en is significant hoger dan van de beide eerdere schooljaren.

Een verklaring voor de stijging is niet zo maar te geven. Mogelijk is veranderde wetgeving van invloed. Vanaf schooljaar 2014/15 is de procedure voor de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs veranderd. Het schooladvies werd leidend voor de toegang tot het voortgezet onderwijs. Met ingang van 1 augustus 2016 is het Inrichtingsbesluit WVO gewijzigd waarbij de indicatoren voor de beoordeling van leerresultaten werden aangepast. Een onderdeel van deze aanpassing was dat een leerling met een dubbeladvies die het uiteindelijk niet redt op de hogere schoolsoort niet meer negatief meetelt.

Het eerste leerlingencohort dat hiermee te maken heeft gehad, is hetzelfde cohort dat in 2017/18 in het derde leerjaar instroomde. Zijn de schooladviezen voor dit cohort misschien lager geweest dan voor de eerdere cohorten? Onderzoek door de Universiteit Twente en Oberon weerspreekt deze veronderstelling. Volgens dit onderzoek is de verdeling van de adviezen ná de veranderde wetgeving niet veranderd.

Discussie

De hier gepresenteerde cijfers roepen allerlei vragen op.

Is een school met een hoge opstroom een school die meer uit leerlingen haalt dan de basisschool voor mogelijk achtte? Of betekent het vooral dat de aanleverende basisscholen heel voorzichtig zijn geweest in de advisering en bij twijfel aan de lage kant zijn gaan zitten? Voor scholen met juist een lage opstroom zijn vergelijkbare vragen te stellen.

Daarbij kan niet vergeten worden dat leerlingen in de leeftijd van twaalf tot vijftien jaar – pubers dus – psychologisch gezien een ingrijpende ontwikkeling doormaken. Dat maakt hun ontwikkeling moeilijk voorspelbaar.

Onze cijfers, die zijn gebaseerd op uitkomsten van de Inspectie, zijn helaas ongeschikt om de gestelde vragen te beantwoorden. Reden is dat de Inspectie in het door ons gebruikte gegevensbestand niet apart rapporteert over op- en afstroom. En een moeilijkheid is ook dat cijfers over onder- en overadvisering niet makkelijk te koppelen zijn aan op- en afstroom. Dat komt onder andere doordat vo-scholen hun leerlingen van verschillende basisscholen betrekken.

Een andere vraag is hoe het komt dat we tussen scholen aanzienlijke verschillen zien, zelfs tussen scholen in dezelfde vergelijkingsgroep. Vergelijk bijvoorbeeld het Huygens College met College de Meer: met driejaarsgemiddelden van 14,79 respectievelijk -15,11 scoort de eerste ruim boven de Inspectienorm, de tweede er ruim onder.

Is hier dan toch de inzet van de school en het schoolbeleid de belangrijkste verklaring? Het is immers niet goed voorstelbaar dat het adviesbeleid van basisscholen – meer of minder behoudend – zulke grote verschillen kan verklaren.

Ook de variatie tussen schooljaren, die bijvoorbeeld voor het Huygens College aanzienlijk is, lijkt te duiden op een grote invloed van het beleid en de inzet van de school.

Tot slot, uit de cijfers is af te leiden dat een aanzienlijk deel van de leerlingen na de eerste twee schooljaren op een ander niveau zit dan het advies po aangaf. De voorspellende waarde van het advies is kennelijk beperkt. Het is daarom van belang dat er voldoende scholen zijn – en blijven — die leerlingen de gelegenheid bieden tussentijds van onderwijssoort te wisselen.

Tabel 2

Onderwijspositie ten opzichte van advies po voor Amsterdamse vo-scholen (vergelijkingsgroep volgens opgave door de Inspectie; onderwijspositie voor drie schooljaren; gemiddelde onderwijspositie over de drie schooljaren; Inspectienorm); in rood de gemiddelden die niet aan de Inspectienorm voldoen. Bron: Inspectie van het Onderwijs, dataset ‘Onderwijsresultaten Voortgezet Onderwijs 2018’. Scholen die ontbreken wegens ontbrekende gegevens in alle drie de onderhavige schooljaren: Amsterdamse Mavo, Cheider (VO), DENISE (VO), Hogelant, Spring High, Vinse School, Wellantcollege Linnaeus.
schoolvgl. groepgem.norm15/1616/1717/18brin
4e Gymnasiumvwo0,511,350,000,001,5530GC00
Amsterdams Lyceumvwo2,161,351,865,130,0002AP00
Barlaeus Gymnasiumvwo1,801,350,003,761,5321AB00
Cygnus Gymnasiumvwo2,591,351,493,942,4514RF06
Hyperion Lyceumvwo0,471,35-2,554,200,0021AS08
Ignatius Gymnasiumvwo1,271,350,782,240,7601ET00
Vossius Gymnasiumvwo1,241,352,590,740,6621AF00
Cartesius Lyceumhavo/vwo20,854,7512,2821,7426,7117YS08
Comenius Lyceumhavo/vwo22,194,7522,7730,6510,5317HB00
Damstede Lyceumhavo/vwo24,604,7517,4431,4525,4417VF00
Fons Vitae Lyceumhavo/vwo23,974,7517,7118,4735,0302AN00
Gerrit van der Veen Collegehavo/vwo22,224,7515,3820,3330,2321ET00
Havo De Hofhavo/vwo.4,75..9,8014RF08
Hervormd Lyceum Zuid (HLZ)havo/vwo29,324,7520,2925,1741,7202AR00
Metis Montessori Lyceum (MML)havo/vwo14,234,755,564,0529,0316PS07
Montessori Lyceum Amsterdam (MLA)havo/vwo18,054,758,1618,4725,7416PS00
Nicolaas Lyceumhavo/vwo13,754,7517,445,7317,9514SE00
Pieter Nieuwland Collegehavo/vwo7,234,751,095,3716,5614RF00
Apollo (zorglocatie)vmbo-(g)t/havo/vwo-3,39-0,550,00-7,89-2,3821ET08
Berlage Lyceumvmbo-(g)t/havo/vwo7,16-0,556,504,2110,6417YS03
Bredero Mavovmbo-(g)t/havo/vwo11,78-0,55-6,124,6530,0021AS07
Christelijke sg Buitenveldert (CSB)vmbo-(g)t/havo/vwo5,84-0,55-2,615,5113,3314VY00
Geert Groote Collegevmbo-(g)t/havo/vwo15,81-0,5522,2211,6114,4216TS00
Hervormd Lyceum West (HLW)vmbo-(g)t/havo/vwo26,68-0,5532,0321,3327,2701TC00
IVKOvmbo-(g)t/havo/vwo.-0,5518,601,11.16PS04
Kiem (vh avo Metis Montessori Lyceum)vmbo-(g)t/havo/vwo.-0,5510,00-5,13.16PS16
Lumionvmbo-(g)t/havo/vwo32,46-0,5527,0833,0837,2421GD01
Maimonidesvmbo-(g)t/havo/vwo25,00-0,55.28,1320,0016PN00
Spinoza Lyceumvmbo-(g)t/havo/vwo9,57-0,552,7811,6413,9421BH00
Calandlyceumvmbo-breed/
havo/vwo
3,22-7,002,432,225,0621GD00
IJburg College 1vmbo-breed/
havo/vwo
19,64-7,0012,1717,8832,3528DH00
Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB)vmbo-breed/
havo/vwo
17,80-7,0014,3313,7925,3203AQ00
Lely Lyceum (vh SGR)vmbo-breed/
havo/vwo
13,20-7,000,0012,9628,4821FF00
MLA mavo dependancevmbo-(g)t-10,50-7,60-30,88-1,52-1,1816PS17
Over-Y Collegevmbo-(g)t-0,74-7,60-6,86-3,539,4117VF03
Reinaertvmbo-(g)t9,38-7,609,6812,902,7817HB03
Sweelinck Collegevmbo-(g)t-5,68-7,60-7,63-2,59-7,1421ET02
College de Meervmbo-breed en vmbo-breed/havo-15,11-10,05-25,863,42-22,1414RF03
Huygens Collegevmbo-breed en vmbo-breed/havo14,79-10,052,70-1,8242,0021ET04
Marcanti Collegevmbo-breed en vmbo-breed/havo-3,30-10,056,25-12,70-3,5717YS04
Mediacollege Amsterdamvmbo-breed en vmbo-breed/havo15,23-10,0510,9620,0015,6302PA00
Montessori College Oostvmbo-breed en vmbo-breed/havo-20,32-10,05-27,00-18,03-6,9016PS08
Zuiderlicht Collegevmbo-breed en vmbo-breed/havo7,23-10,05-14,1213,2523,4621ET07
ABC Noorderlicht (vh Waterland College)vmbo-b/k7,74-12,10-1,859,8417,5017VF02
Bindelmeer Collegevmbo-b/k-9,20-12,10-22,47-12,206,6714RF04
Bredero Beroepscollegevmbo-b/k7,55-12,104,29-2,5024,1921AS03
Calvijn Collegevmbo-b/k-7,08-12,1011,43-22,73-9,6217HB06
Cburg College (vh Stelle College)vmbo-b/k3,36-12,103,92-6,9820,0014RL00
Clusius Collegevmbo-b/k8,00-12,10-3,3319,1510,2925EF03
Hubertus Berkhoffvmbo-b/k10,50-12,102,2714,8111,7600EF00
Iedersland College (zorglocatie)vmbo-b/k25,00-12,1010,0030,7738,4617HB07
Mundus Collegevmbo-b/k14,52-12,1012,9928,810,0017YS00
Tobiasschool (zorglocatie)vmbo-b/k7,21-12,10-17,6517,5018,9214RL03
Wellantcollege Slotenvmbo-b/k10,07-12,10-4,3512,2227,7101OE22
jaargemiddelde9,023,508,5814,42
standaardfout van het jaargemiddelde1,631,821,782,03
Meer artikelen over Geen categorie