1130 ouders/verzorgers deden mee aan het onderzoek van Ouders & Onderwijs naar klassengrootte (De Staat van de Ouder 2025). Van de ondervraagden had 37 procent een kind dat in een klas zit van 21 tot en met 25 leerlingen. 31 procent zit in een klas van 26 tot en met 30 leerlingen. En 8 procent zit in een klas met meer dan 30 leerlingen.
Volgens het rapport vindt 72 procent van de ouders een klas met meer dan 25 leerlingen te groot. En 94 procent van de ouders vindt dit bij klassen van meer dan 30 leerlingen.
Hoe groter de klas, hoe slechter ouders de onderwijskwaliteit vinden. 63 procent van de ouders is tevreden over de onderwijskwaliteit bij een klas van 16 tot en met 20 leerlingen. Terwijl nog maar 45 procent tevreden is over de onderwijskwaliteit in een klas van meer dan 30 leerlingen.
Dat betekent overigens niet dat hoe kleiner de klas, hoe tevredener ouders zijn. Bij klassen van 15 leerlingen of minder neemt de ontevredenheid juist weer toe. De onderwijskwaliteit is volgens ouders het hoogst in een klas met 16 á 25 leerlingen.
Naast de onderwijskwaliteit heeft de klassengrootte volgens ouders ook invloed op het welbevinden van hun kind. Bij klassen met minder dan 15 en meer dan 25 leerlingen, zien zij dat hun kind met minder plezier naar school gaat en vinden zij de schoolomgeving minder veilig.
De gemiddelde klassengrootte in het Nederlandse basisonderwijs is 23 leerlingen. In het voortgezet onderwijs hangt dit af van de onderwijssoort (praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo).
In de discussie over klassengrootte wordt vaak de meta-studie Visible Learning (2008) van John Hattie aangehaald, waaruit blijkt dat de klassengrootte nauwelijks effect heeft op de onderwijskwaliteit. Vooral tegenstanders van een maximale klassengrootte halen deze studie vaak aan.
Maar inmiddels is er veel (methodologische) kritiek op deze studie. De voornaamste kritiek is dat Hattie voor het onderdeel klassengrootte veel verschillende studies op een hoop gooit. Dit belemmert het zicht op belangrijke bevindingen uit verschillende onderzoeken naar klassengrootte. Bijvoorbeeld de bevinding dat er in in een kleine klas vaak meer uitwisseling is tussen leerkracht en leerling dan in een grote klas en dat dit de onderkwaliteit vaak vergroot (Hagemeister, 2009).
En ook recent onderzoek toont aan dat leerkrachten het onderwijs in kleinere klassen flexibeler inrichten en dat leerlingen meer en betere feedback krijgen (Education Endowment Foundation, 2021). Ook laten verscheidene studies zien dat de hogere kwaliteit van lesgeven in kleinere klassen tot betere leerprestaties leidt. Het effect hiervan is vooral te zien in het basisonderwijs (Centraal Planbureau, 2016).
Natuurlijk zijn er nog veel andere factoren van invloed op de onderwijskwaliteit en de leerprestaties van leerlingen. Denk bijvoorbeeld aan de ervaring en expertise van leerkrachten. Desalniettemin is er overtuigend bewijs dat kleinere klassen de onderwijskwaliteit kunnen verhogen. En de deelnemers aan het onderzoek van Ouders & Onderwijs zien dit ook.
En wat vinden leerkrachten zelf de ideale klassengrootte? Uit onderzoek van de AOb (Algemene Onderwijsbond) blijkt dat dit voor het basisonderwijs 21 leerlingen is en voor het voortgezet onderwijs 20 leerlingen. Hoe groter de klas, hoe hoger de werkdruk. En dat heeft invloed op de onderwijskwaliteit.
Uit reacties op de LinkedIn post over dit onderwerp van directeur van Ouders & Onderwijs Lobke Vlaming, blijkt dat leerkrachten zich hierin kunnen vinden.
Gertina Blanket (docent Economie):
‘Ik heb ze gehad van 13 stuks (uitzonderlijk) en 33 stuks en alles daartussenin, maar vrijwel altijd vanaf 23 stuks. Dat gemiddelde van 23 stuks komt op mij laag over. Klassengrootte maakt heel veel uit, misschien wel alles. Vooral in nakijktijd, het persoonlijke contact, de didactische keuzes, het monitoren van de beheersing, het ondersteunen van minder trefzekere leerlingen, het ondersteunen van vakbegaafden en alles daartussenin.’
Kik Teunissen (docent Economie):
‘Laten we niet doen alsof het rocket science is. Van de week gaf ik nog een examentraining aan 26 leerlingen, mijn collega Latijn ook. Aan 3! Grootte doet er toe, alleen hebben scholen meestal totaal geen keuze.’
Lees ook: ‘Domweg gelukkig in een kleine klas’ van AOb.