In Nederland hebben naar schatting 300.000 jongeren van 16 tot 27 jaar moeite om een vaste baan te vinden of te houden. Vaak spelen schooluitval, persoonlijke omstandigheden en onzekerheid over de toekomst een rol. Het Centraal Planbureau bracht deze uitdaging al in 2019 onder de aandacht in het rapport: Jongeren met afstand tot de arbeidsmarkt in beeld.
Jongeren zonder startkwalificatie hebben veel minder kans op werk dan jongeren met een diploma op minimaal mbo niveau 2. Bovendien geldt: hoe hoger de opleiding, hoe groter de kans op een baan en hoe kleiner de kans op een uitkering.
Veel jongeren zonder startkwalificatie hebben geen werk, zijn arbeidsongeschikt of verdienen te weinig om zelfstandig te zijn. Ook vindt een groot deel van hen binnen een jaar na het verlaten van school nog steeds geen baan. Hierdoor neemt het risico toe op langdurige werkloosheid, armoede en problemen op andere leefgebieden.
Met de wet ‘Van school naar duurzaam werk’ krijgen scholen, Doorstroompunten (regionale organisaties die jongeren zonder diploma helpen) en gemeenten een duidelijkere en omvangrijkere taak om jongeren tot 27 jaar zonder diploma of werk, beter te begeleiden. In een gezamenlijk regionaal programma leggen zij afspraken en maatregelen vast.
De wet richt zich vooral op jongeren die, ongeacht de economische situatie, moeite hebben om werk te vinden of te houden. Het gaat om jongeren uit:
De wet biedt daarnaast ruimte om maatwerk te leveren. Daardoor kunnen ook andere jongeren die extra steun nodig hebben geholpen worden bij de stap van school naar duurzaam werk.
In 2026 mogen maximaal 18.000 leerlingen van 12 tot 23 jaar zonder startkwalificatie van school gaan. Dat zijn er ruim 11.000 minder dan in schooljaar 2023-2024. De Rijksoverheid heeft het doel voor jongeren van 12 tot 27 jaar vastgesteld op maximaal 23.000 voortijdig schoolverlaters.
De Wet van school naar duurzaam werk is een wijzigingswet. Dat betekent dat verschillende artikelen in de wetten voor het voortgezet onderwijs, het mbo en het speciaal onderwijs worden aangepast.
De wet bestaat uit vier maatregelen: begeleiding door scholen, begeleiding door Doorstroompunten, ondersteuning door gemeenten en een gezamenlijk regionaal programma.
Onderdeel van de nieuwe wet is het regionale programma waarin scholen, Doorstroompunten en gemeenten afspraken en maatregelen vastleggen om jongeren passende hulp te bieden. Hiervoor is jaarlijks 90 miljoen euro beschikbaar.
Het regionale programma moet aan wettelijke voorwaarden voldoen. Zo moeten de afspraken en maatregelen er onder andere toe leiden dat ondersteuning voor jongeren laagdrempelig en toegankelijk wordt georganiseerd.
Er worden bijvoorbeeld verplicht afspraken gemaakt over de overstap van voortgezet onderwijs naar het mbo, met speciale aandacht voor het voortgezet speciaal onderwijs (vso). Hierbij kunnen overstapcoaches worden ingezet.
Maar er worden bijvoorbeeld ook verplicht afspraken gemaakt over de mbo-verklaring. Deze verklaring helpt jongeren bij terugkeer in het onderwijs of bij de overstap naar werk. Verplichte afspraken hierover zorgen voor meer bekendheid over deze verklaring, zodat die beter wordt benut.
De wet ‘Van school naar duurzaam werk’ wordt binnen drie jaar na de inwerkingtreding geëvalueerd. De minister zal de Staten-Generaal een verslag sturen over hoe goed deze wet werkt in de praktijk en welke effecten de wet heeft. In dat verslag wordt ook gekeken naar de extra administratie en werkzaamheden voor scholen, instellingen, gemeenten en samenwerkingsverbanden.