Vmbo is de afkorting voor voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. Het is een beroepsgerichte opleiding, die leerlingen voorbereidt op een mbo-opleiding. Het vmbo leidt leerlingen nog niet op tot een specifiek beroep. De basisschool geeft bij het schooladvies voor het voortgezet onderwijs al een indicatie voor een leerweg in het vmbo. De leerweg staat echter nog niet vast. In de onderbouw volgen alle leerlingen hetzelfde onderwijsprogramma. Aan het einde van het tweede leerjaar kiezen leerlingen in samenspraak met de mentor (en docenten) een leerweg. Vanaf het derde leerjaar volgen leerlingen een specifiek programma: alle leerlingen kiezen een leerweg en een profiel. Aan de hand hiervan wordt het onderwijsprogramma vastgesteld per leerling.
Het vmbo is ingedeeld in vier verschillende ‘leerwegen’.
De leerwegen verschillen op twee punten van elkaar: het niveau van de lesstof en de hoeveelheid praktijkgerichte lessen. Het eindexamenprogramma van leerlingen in de bovenbouw kan erg verschillen. Leerlingen die de gemengde leerweg volgen krijgen in het eindexamenjaar 4 uur per week een beroepsgericht programma. Leerlingen in de kaderberoepsgerichte leerweg en de basisberoepsgerichte leerweg volgen een beroepsgericht programma van 12 uur per week. De Theoretische leerweg kent daarentegen geen beroepsgericht programma.
Het vmbo kent verschillende richtingen. Leerlingen kiezen daarom aan het einde van het tweede leerjaar een profiel. Vanaf het derde leerjaar bestaat het beroepsgerichte programma uit de verplichte vakken, de profielvakken en een aantal keuzevakken.
Momenteel kunnen leerlingen (behalve theoretische leerweg) kiezen uit de volgende tien profielen:
Bouwen, wonen en interieur
Produceren, installeren en energie
Mobiliteit en transport
Media, vormgeving en ICT
Maritiem en techniek
Zorg en welzijn
Economie en ondernemen
Horeca, bakkerij en recreatie
Groen
Dienstverlening en producten
Met het profiel Dienstverlening en Producten kunnen leerlingen hun beroepskeuze zo lang mogelijk uitstellen. Dit examenprogramma kent een brede oriëntatie op het beroepsveld. Met het programma kan een leerling verschillende examenprogramma’s combineren. Dit programma vervangt de huidige intersectorale programma’s.
Alleen leerlingen in de theoretische leerweg kunnen kiezen uit minder profielen. Dat komt doordat hun vakkenpakket meer is gericht op de theorie en minder op de praktijk.
Momenteel zijn er 4 profielen waaruit leerlingen kunnen kiezen:
Het vmbo duurt 4 jaar. Het is wel zo dat 12% van de leerlingen in vmbo-4 is blijven zitten. Voor ongeveer één op de acht leerlingen duurt het vmbo dus 5 jaar. Het overgrote gedeelte van alle vmbo-leerlingen stroomt door naar het mbo. Na het vmbo-examen zijn leerlingen die jonger zijn dan 18 jaar nog kwalificatieplichtig, wat betekent dat ze nog naar school moeten om verder te leren. Meer informatie over de kwalificatieplicht is te lezen in het artikel ‘Wat betekent kwalificatieplicht?‘.
Vmbo bereidt voor op een vervolgopleiding in het mbo. Na het vmbo kan een leerling starten met een mbo-opleiding (middelbaar beroepsonderwijs). Leerlingen zijn tot hun 18e verjaardag verplicht om door te studeren. Het mbo leidt studenten op voor een beroep. De leerweg bepaalt welke vervolgopleiding in het mbo je kan volgen:
Na het mbo kunnen studenten doorstromen naar een andere mbo-opleiding of naar het hoger beroepsonderwijs (hbo). Jaarlijks stromen ongeveer 80.000 leerlingen in Nederland door van het vmbo naar het mbo. In het schooljaar 2011-2012 stroomden 2.348 leerlingen in Amsterdam door naar het mbo.
Met het juiste vakkenpakket kan een leerling in de theoretische of gemengde leerweg na het behalen van het vmbo-diploma doorstromen naar havo-4. Let wel op aanvullende eisen die havo-scholen stellen op het gebied van o.a. cijfers en werkhouding om door te stromen naar havo!
Jaarlijks stromen ongeveer 7.000 leerlingen door naar het havo na het afronden van het vmbo. In het schooljaar 2011-2012 zijn 206 leerlingen in Amsterdam doorgestroomd van vmbo naar havo-4.
Alle cijfers uit dit artikel zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De meest recente cijfers zijn gebruikt voor dit artikel.