Vmbo staat voor voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. Het vmbo duurt 4 jaar en biedt praktijkopleidingen en meer theoretische opleidingen. In de onderbouw, de eerste en tweede klas, worden algemene vakken gegeven. Aan het einde van het tweede jaar kiezen de vmbo-leerlingen een leerweg en een specialisatie, het profiel. Leerlingen worden op het vmbo in principe voorbereid op het mbo. Sommige leerlingen stromen na het examen door van vmbo naar havo.
Het vmbo heeft vier verschillende leerwegen:
Voor leerlingen van het vmbo die extra ondersteuning nodig hebben is er soms leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) op de school. Deze extra ondersteuning bestaat bijvoorbeeld uit bijlessen of huiswerkbegeleiding.
Havo staat voor hoger algemeen voortgezet onderwijs. Het havo duurt vijf jaar en bereidt leerlingen voor op het hoger beroepsonderwijs. Het tempo en niveau ligt hoger dan op het vmbo. Er wordt meer gericht op zelfstandig werken, lezen en schrijven en er wordt meer huiswerk gegeven. Aan het einde van het derde jaar kiezen havisten een profiel. Leerlingen worden op het havo in principe voorbereid op het hbo. Sommige leerlingen stromen na het examen door van havo naar vwo. Een kleine groep stroomt door naar een mbo-opleiding.
In de onderbouw, de eerste, tweede en derde klas, worden algemene vakken gegeven. Hierna wordt een van de vier profielen gekozen:
Vwo staat voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. Het vwo duurt zes jaar en bereidt leerlingen voor op een wetenschappelijke opleiding aan de universiteit. Na het vwo kunnen leerlingen ook kiezen voor een studie aan een hogeschool. Goed kunnen leren is aan het vwo een vereiste. Het vwo bestaat uit twee richtingen, het atheneum en het gymnasium. Het belangrijkste verschil is dat op het gymnasium de vakken Grieks en Latijn worden gegeven. Aan het einde van het derde jaar kiezen vwo’ers een profiel.
De opbouw van de niveaus havo en vwo is hetzelfde.
Praktijkonderwijs is er voor leerlingen voor wie het vmbo te hoog gegrepen is. Leerlingen worden in het praktijkonderwijs voorbereid op werk, wonen en het leven. Het praktijkonderwijs kent geen maximum aantal schooljaren. De opleiding stopt als een leerling 18 jaar wordt. Een kleine groep stroomt na het praktijkonderwijs door naar het mbo.