Scholen zijn verantwoordelijk voor het bieden van ondersteuning voor hun leerlingen. Binnen passend onderwijs wordt een onderscheid gemaakt tussen basisondersteuning en extra ondersteuning. Basisondersteuning is ondersteuning die op iedere school in Amsterdam geboden kan worden. Voorbeelden zijn aanpassingen voor leerlingen met dyslexie, disharmonische intelligentie of faalangst. Wat er onder de basisondersteuning valt is afgesproken binnen het samenwerkingsverband.
Ondersteuning die specialistischer is dan de basisondersteuning wordt extra ondersteuning genoemd. Er zijn verschillen tussen scholen in welke extra ondersteuning ze kunnen bieden. Zowel de organisatie van de basisondersteuning en de mogelijkheden voor extra ondersteuning legt iedere school vast in het schoolondersteuningsprofiel. Hier leest u wat in Amsterdam onder de basisondersteuning valt in het basisonderwijs en in het voortgezet onderwijs.
Wanneer er meer ondersteuning nodig is dan de basisondersteuning, wordt voor de leerling een ontwikkelingsperspectief opgesteld door school. De extra ondersteuning die vanuit de school wordt geboden wordt hierin vastgelegd. Het ontwikkelingsperspectief kan pas worden vastgesteld als ouders instemmen met die ondersteuning. Als u het niet eens bent met de hoeveelheid ondersteuning of het soort ondersteuning, moet de school opnieuw met u als ouders in gesprek gaan.
In de praktijk is er vaak onduidelijkheid over het verschil tussen de extra ondersteuning en de basisondersteuning, zo blijkt ook uit onderzoek van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Hoewel het in principe voor een leerling niet uitmaakt in welke categorie de ondersteuning valt, is er toch een verschil. Alleen als er sprake is van extra ondersteuning, is een ontwikkelingsperspectief verplicht. En ook de zorgplicht is alleen van toepassing voor leerlingen die extra ondersteuning krijgen. Het is daarom goed om bij school na te gaan of de ondersteuning voor uw kind valt onder de basisondersteuning of de extra ondersteuning.