In artikel 2.47, lid 9 van de Wet Voortgezet Onderwijs staat vastgelegd wat een samenwerkingsverband (swv) dient op te nemen in het ondersteuningsplan. Het ondersteuningsplan geeft antwoord op de volgende vragen:
In dit artikel kijken we naar deze vragen en het antwoord dat het Ondersteuningsplan VO 2019-2023 hierop geeft. In het ondersteuningsplan zelf staan de details en de beschrijvingen. We geven de bijbehorende paginanummers zodat de onderdelen makkelijker terug te vinden zijn.
In het ondersteuningsplan staat de Amsterdamse standaard voor de basisondersteuning beschreven in 11 referenties (pagina 21). Er zijn drie typen referenties: wettelijke normen, werkwijze en basisondersteuningsaanbod. De wettelijke normen zijn bijvoorbeeld het voldoen aan regels mbt de zorgplicht, het schoolondersteuningsprofiel, protocollen e.d. Hierin wijkt de Amsterdamse standaard dus niet af van de landelijke wetgeving. Bij de beschrijving van de werkwijze staan in het ondersteuningsplan zaken als handelings- en opbrengstgericht werken, het betrekken van ouders in beslissingen over hun kind, samenwerken met ketelpartners en kwaliteitsbewaking. Het aanbod van de ondersteuning beschrijft dat iedere school tenminste een aantal preventieve en (licht) curatieve ondersteuning aanbiedt, op een aantal domeinen.
Scholen kregen bij de start van het ondersteuningsplan in 2019 ruim 7 miljoen euro voor de basisondersteuning, in de begroting genoemd als ‘versterking VO-scholen’ (pagina 58). In de meerjarenbegroting loopt dat terug tot ruim 4 miljoen in 2023. Dit heeft te maken met de veranderingen in de financiering van leerwegondersteuning en praktijkonderwijs.
Gezamenlijk krijgen de scholen ongeveer 300.000 euro per jaar voor het organiseren van extra ondersteuning op school. Ook is er bijna 5 miljoen per jaar beschikbaar voor de inzet van expertise in school, zoals de begeleiders passend onderwijs en de onderwijsadviseurs.
Uit een evaluatie uit 2017 concludeerden de scholen dat er een aantal domeinen binnen de basisondersteuning extra aandacht vroegen (pagina 22). Daarbij ging het om hoogbegaafdheid, dyscalculie, angst-en stemmingsproblemen en oppositioneel gedrag. Op deze aandachtspunten investeert het samenwerkingsverband extra door middel van gerichte programma’s.
Naast de basisondersteuning en extra ondersteuning die op de individuele scholen plaats vindt, organiseert het swv een ‘samenhangend netwerk van voorzieningen’. Hierbij gaat het om leerlingen voor wie ondersteuning op een reguliere school niet past, maar plaatsing op een school voor voortgezet speciaal onderwijs ook niet. De voornaamste opties voor die leerlingen zijn tussenvoorzieningen en TOP-trajecten.
Tussenvoorzieningen (pagina 33) zitten tussen regulier en speciaal onderwijs in, en komen voort uit zorgafdelingen van scholen of zorgscholen. Tussenvoorzieningen zijn Iedersland, de Apollo, de Tobiasschool en het Hogelant. Ook de special classes van het Metis Montessori Lyceum zijn een tussenvoorziening. Het beleid en de financiering van de tussenvoorzieningen vallen onder het samenwerkingsverband.
Naast de tussenvoorzieningen zijn er TOP-trajecten (pagina 34) waarbij een leerling tijdelijke intensieve hulp nodig heeft om weer goed te kunnen functioneren in het reguliere onderwijs. Een TOP-traject vindt op de reguliere school plaats waar de leerling al staat ingeschreven, of de leerling kan tijdelijk naar een aparte TOP-klas.
Er zijn kleine groepen leerlingen voor wie gespecialiseerdere trajecten nodig zijn op het snijvlak van onderwijs en zorg. Voor hen zijn er onderwijs-zorgarrangementen (pagina 35). Het onderwijs en de gemeente Amsterdam financieren deze voorzieningen samen.
Voor de tussenvoorzieningen, de TOP-trajecten en de onderwijszorgarrangementen loopt de aanvraag en verwijzing via het samenwerkingsverband. Het ondersteuningsplan beschrijft geen duidelijke criteria voor verwijzing naar deze voorzieningen.
Tot slot zijn er ook een aantal ‘niet-schoolse trajecten’ (pagina 35), veelal particuliere initiatieven voor jongeren die zijn uitgevallen of dreigen uit te vallen uit het onderwijs. Het samenwerkingsverband niet formeel betrokken bij deze trajecten.
Het samenwerkingsverband heeft jaarlijks een budget van ongeveer 67 miljoen euro. Het grootste deel hiervan is bedoeld voor leerwegondersteuning, praktijkonderwijs en het vso. 50 miljoen van het budget wordt voor deze scholen direct afgedragen door het samenwerkingsverband aan OCW.
De overige middelen worden vooral ingezet voor de ondersteuning op school, en de het dekkend aanbod van overige voorzieningen. De middelen voor de ondersteuning op school wordt volgens een verdeelsleutel verdeeld over de scholen volgens een verdeelsleutel 1:2:5 (pagina 30).
Voor plaatsing in het voortgezet speciaal onderwijs, is een toelaatbaarheidsverklaring (tlv) nodig. Aanvragen voor de tlv’s worden behandeld door de ‘Toelatingsadviescommissie’ van het samenwerkingsverband (pagina 49). De procedure en criteria staan beschreven in het ondersteuningsplan (bijlage 3, pagina 70).
Er zijn drie verschillende routes voor de tlv aanvragen, afhankelijk van of het (naar verwachting) gaat om een langdurige tlv, een tijdelijke tlv of aanvragen waarbij eerst een gesprek dient plaats te vinden. Bij die laatste route gaat het o.a. om aanvragen waarbij ouders het oneens zijn met de aanvraag van een tlv. In het ondersteuningsplan staat aangeven dat het samenwerkingsverband streeft naar een stabiel percentage deelname aan het vso (ongeveer 3%). Er wordt verder gewerkt aan een toename van ‘doorplaatsing’ vanuit het so/vso naar reguliere scholen voor voortgezet onderwijs (bijlage 4, pagina 75).
In het ondersteuningsplan 2019-2023 zijn afspraken opgenomen over leerwegondersteuning (bijlage 5, pagina 77). Deze afspraken zijn echter, mede op basis van nieuwe landelijke wetgeving, aangepast. Deze aanpassingen op het ondersteuningsplan zijn vastgelegd in een addendum van eind 2020. Voorheen werkte het samenwerkingsverband met de landelijke criteria voor leerwegondersteuning. Voldeed een leerling aan die criteria, dan kreeg de betreffende school een extra budget voor de leerling om die ondersteuning te bieden.
In het addendum staat dat het samenwerkingsverband de landelijke criteria loslaat. Dit heet ‘opting out’. Er worden geen individuele indicaties voor leerwegondersteuning meer afgegeven. Wel kunnen basisscholen opnemen in het dossier dat ze adviseren dat een leerling leerwegondersteuning nodig heeft. Het nieuwe budget hiervoor wordt niet meer op basis van de jaarlijkse indicaties verdeeld.
Hoewel er in het ondersteuningsplan veel aandacht is voor de ontwikkelingen binnen het samenwerkingsverband en de dingen die men wil(de) bereiken in de periode 2019-2023, is het lastig om op basis van het ondersteuningsplan deze vraag te beantwoorden. De wet vraagt om duidelijkheid over ‘de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning behoeven en de daarmee samenhangende bekostiging’. Er wordt echter meer geschreven over de werkwijze en de richting die men op wil, zonder dat scherp wordt welke doelstellingen er zijn wat betreft de inzet van de ondersteuning. Ook wordt niet duidelijk welke bekostiging specifiek over welke resultaten gaat.
Het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband voor voortgezet onderwijs voor de periode 2019-2023 is een uitgebreid document van 84 pagina’s, plus bijlagen. Er staat veel informatie in over de richting die het samenwerkingsverband op wil, nieuwe projecten, en de ambities en doelstellingen voor de samenwerking. Er is een duidelijk beeld van wat het samenwerkingsverband zelf doet, hoe het met partners samen werkt en hoe het geld verdeeld wordt. Lastiger wordt het om duidelijkheid te krijgen over het effect van de ondersteuning en de werkwijze van scholen zelf.