Ouders denken mee over mismatch vraag en aanbod in voortgezet onderwijs

Geplaatst door Rosalie Anstadt op 13 december 2022
‘Een historische avond’, noemde een schoolbestuurder de bijeenkomst die Raadgevers, het medezeggenschapsplatform van OCO, in samenwerking met OSVO op 20 april 2022 organiseerde op het Metis Montessori Lyceum. Thema van de bijeenkomst: de mismatch tussen vraag en aanbod in het Amsterdamse voortgezet onderwijs, oftewel het onderliggende probleem bij de Centrale Loting & Matching. Deze avond ging OSVO voor het eerst in gesprek met ouders om het probleem van vraag en aanbod in kaart te brengen en te brainstormen over oplossingen. Opbrengst van de avond: verduidelijkingsvragen bij de probleemanalyse over de mismatch en een tiental verbetersuggesties.
In de aanloop naar de volgende Centrale Loting & Matching publiceert OCO het verslag van deze bijeenkomst uit 20 april 2022. Waarschijnlijk zal OSVO rondom de jaarwisseling mededelingen doen over aanpassingen in vraag en aanbod op de korte termijn en over veranderingen op de middellange termijn die hopelijk de mismatch zullen verminderen.

OSVO en OCO in gesprek met ouders over mismatch vraag en aanbod

Al jaren valt de uitslag van de Centrale Loting & Matching in Amsterdam tegen en bovendien wordt die ieder jaar weer iets slechter. Zo werd in 2022 ruim een kwart van de leerlingen uitgeloot voor de school van eerste voorkeur, terwijl dit in 2020 nog twintig procent was.

Op zich is er voldoende capaciteit in het voortgezet onderwijs: circa 10.000 plekken voor de 8.000 leerlingen die jaarlijks de overstap maken naar de middelbare school. Het probleem is dan ook niet de totale capaciteit, maar de ongelijke verdeling van vraag en aanbod: sommige scholen zijn overvraagd en voor andere scholen is veel minder belangstelling. De mismatch tussen vraag en aanbod is het grootst bij enkele popularie havo/vwo-scholen.

Woensdagavond 20 april 2022 ging OSVO voor het eerst in gesprek met ouders uit medezeggenschapsraden van verschillende scholen in Amsterdam over de mismatch tussen vraag en aanbod in het voortgezet onderwijs. Doel van de avond: het probleem in kaart brengen en samen brainstormen over mogelijke oplossingen.

De avond werd georganiseerd door Raadgevers, het medezeggenschapsplatform van OCO, in samenwerking met OSVO, het overlegorgaan van de Amsterdamse schoolbesturen voor voortgezet onderwijs. Deelnemende ouders waren afkomstig uit de GMR-en van de Cedergroep, iHub, MSA, OSZG, Yuverta en ZAAM.

Hieronder volgt een verslag van de bijeenkomst, met de opvallendste conclusies en oplossingsrichtingen.

Probleemanalyse mismatch vraag en aanbod

Na een welkomstwoord van Alle van Steenis, bestuurder van de Montessori Scholengemeenschap Amsterdam (MSA) en OSVO-portefeuillehouder voor het Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen (RPO), ging de avond van start met een presentatie van de probleemanalyse.

In een uitgebreide PowerPoint zette Bregje Blokhuis, projectleider bij OSVO, de mismatch tussen vraag en aanbod in het Amsterdamse voortgezet onderwijs uiteen. Enkele sheets werden toegelicht door Lennart Helwig, beleidsadviseur van de afdeling onderwijs van de gemeente Amsterdam. In de probleemanalyse van OSVO staat onder andere:

  • Er is meer aanbod dan vraag in de stad naar onderwijsplekken vmbo-basis en vmbo-kader.
  • De capaciteit bij havo-, havo-vwo en vwo-niveau is daarentegen krap en bovendien is de vraag op deze niveaus niet gelijk verdeeld over de scholen.
  • De afgelopen jaren is de segregatie in het voortgezet onderwijs toegenomen, er is een ongelijke spreiding van het percentage doelgroepleerlingen over de scholen in de stad.
  • De populariteit van scholen fluctueert over de jaren en tussen de verschillende scholen.
  • Bij de in 2021 overvraagde scholen liggen de meeste scholen in Centrum en Zuid, waar een kwart van de VO-scholen ligt.
  • Een aantal scholen buiten deze stadsdelen is het de afgelopen jaren gelukt, mede door samenwerking met andere scholen, om meer leerlingen te trekken. Er zijn scholen die de afgelopen jaren populairder zijn geworden.
  • Uit de data blijkt dat verschillende scholen en afdelingen voor het merendeel ‘gevuld’ worden met leerlingen die deze school buiten de top vijf op de voorkeurslijst hebben staan. Er zijn daarbij scholen waar het aantal aanmeldingen of plaatsingen lager is dan de beschikbare capaciteit. Bij een aantal scholen is het leerlingenaantal de afgelopen jaren (sterk) gedaald.
  • Populair of juist niet populair zijn zegt weinig over de onderwijskwaliteit. Nagenoeg alle scholen die meedoen aan de Loting & Matching voldoen aan de normen voor onderwijskwaliteit zoals gesteld en getoetst door de Onderwijsinspectie. Bij een enkele school is de onderwijskwaliteit niet op orde volgens inspectienormen.

Kwantitatieve data-analyse

De probleemanalyse wordt ondersteund met kwantitatieve data over de centrale loting van de afgelopen jaren en over de schoolpopulaties. Deze gegevens zijn vrijwel volledig afkomstig uit openbare bronnen, zoals de wetenschappelijke rapporten die jaarlijks gepubliceerd worden over de loting en leerlinggegevens van DUO. Aandachtspunten op basis van deze kwantitatieve data zijn:

  • Het aantal Amsterdamse leerlingen met een vwo-advies neemt de laatste jaren toe, in 2021 kreeg 28,7 procent een vwo-advies.
  • Het aantal leerlingen met een advies voor vmbo-b of vmbo-k neemt de laatste jaren af.
  • Sinds 2003 is het aantal (reguliere) vo-scholen toegenomen van 47 naar 66. Tot 2013 nam het aantal categorale scholen toe, daarna groeide het aantal brede scholen.
  • Bij vmbo basis en kader is sprake van overcapaciteit voor de Centrale Loting & Matching. Een groot deel van de leerlingen met deze adviezen wordt op de eerste voorkeur geplaatst. Na de plaatsing op de eerste voorkeur is er nog een derde aan capaciteit over.
  • De vmbo-t capaciteit neemt toe. Na de plaatsing op de eerste voorkeur is er nog een kwart aan capaciteit over.
  • Voor havo nam de capaciteit in 2021 af ten opzichte van 2018. Het aantal leerlingen dat niet op de eerste voorkeur wordt geplaatst neemt toe. Ook de onbenutte capaciteit neemt af.
  • Voor vwo is er nagenoeg geen onbenutte capaciteit.
  • Er worden sinds 2018 ieder jaar percentueel minder leerlingen geplaatst op de eerste voorkeur.

Behoefte aan verduidelijking gepresenteerde data

Na de presentatie was er gelegenheid voor uitwisseling en discussie tussen ouders en schoolbestuurders. Ook werden er kritische vragen gesteld aan de onderzoekers over de uitkomsten van de analyse.

Zo betwijfelde een van de aanwezige ouders dat populariteit weinig zegt over de onderwijskwaliteit: “Er zijn een paar duidelijke voorbeelden van scholen die hun leerlingenaantallen zagen teruglopen na een onvoldoende van de Onderwijsinspectie.”

Een andere ouder gaf aan dat er meer inzicht nodig is in de beweegredenen van ouders en leerlingen om voor bepaalde scholen te kiezen: “We kunnen pas op zoek gaan naar oplossingen voor de mismatch, als we weten waarom sommige scholen populair zijn en andere niet.”

Oplossingsrichtingen van onderzoekers en ouders

Het voornaamste doel van de avond was het aandragen van oplossingsrichtingen voor de mismatch. Maar al snel werd duidelijk dat één avond hiervoor eigenlijk niet voldoende is, ook omdat de presentatie van de probleemanalyse veel tijd had gekost. Daarom krijgt de bijeenkomst mogelijk binnenkort een vervolg. Toch heeft de avond al een tiental suggesties opgeleverd:

1. Vergroot de capaciteit op populaire scholen

Meerdere ouders en bestuurders zien mogelijkheden in het vergroten van de capaciteit op populaire scholen. Jeroen Rijlaarsdam, directeur-bestuurder van het Ir. Lelylyceum in Zuidoost en OSVO-portefeuillehouder voor de kernprocedure (waar de centrale loting in is geregeld) zegt: “Meer capaciteit op populaire scholen of het stichten van een nieuwe populaire school voor 800 à 1.000 leerlingen biedt mogelijkheden. Zo krijg je namelijk een kettingreactie, ook in de staart van de loting.”

Een van de aanwezige ouders, die ook actief is binnen Stichting Vrije Schoolkeuze Amsterdam (VSA), beaamt dit. “Op verzoek van VSA is enkele jaren terug doorgerekend wat het effect zou zijn van een extra klas op het het Hyperion Lyceum. Daaruit bleek dat drie keer zoveel kinderen op hun eerste voorkeur terecht zou komen. Helaas is daar toen niets mee gedaan.”

2. Maak meer scholen aantrekkelijk

Scholen aantrekkelijker maken is een andere oplossing die meermaals geopperd wordt, zodat de vraag gespreid wordt over meer scholen en minder leerlingen uitgeloot worden. Schoolbestuurder Jeroen Rijlaarsdam zegt: “Sommige scholen kunnen eenmaal opgeknapt veel populairder worden, kijk maar naar scholen als het Metis Montessori Lyceum en het Ir. Lelylyceum. Waarschijnlijk los je het probleem grotendeels op als je drie scholen aantrekkelijker weet te maken.”

Hierop volgt een bevestigende reactie vanuit de aanwezige ouders: “Dit is zeker een goede oplossingsrichting. Kijk naar scholen die nog plek hebben, vooral de havo/vwo scholen. Pik daar een paar uit en knap die scholen op.” Schoolbestuurder Alle van Steenis vraagt zich daarbij af wat niet-populaire scholen kunnen leren van populaire scholen.

Een vervolgvraag vanuit de ouders is of de schoolbesturen willen focussen op het aantrekkelijker maken van de momenteel minst populaire scholen of op het aantrekkelijker maken van de middengroep qua populariteit, omdat dit waarschijnlijk verschillende oplossingen vraagt. Het antwoord van de schoolbestuurders is dat naar alle opties wordt gekeken.

3. Werk beter samen met het mbo

Onderzoek of de overcapaciteit in het vmbo kansen biedt om op meer locaties een vakmanschaproute aan te bieden waarmee leerlingen op de locatie waar ze hun vmbo-opleiding starten aansluitend een MBO-2 diploma kunnen halen.

4. Werk beter samen met het basisonderwijs

Scholen met een eenzijdige samenstelling zouden beter moeten analyseren waar hun leerlingen vandaan komen en gerichter moeten samenwerken met basisscholen om tot een instroom te komen die een betere afspiegeling vormt van de stad.

5. Bied op categorale gymnasia ook atheneum aan

Een andere oplossing die door ouders aangedragen wordt is het uitbreiden van categorale gymnasia met atheneum. Vooral als tijdelijke oplossing op de korte termijn, omdat het veranderen van minder populaire scholen tijd zal kosten.

Een van de ouders zegt: “Er zijn leerlingen die qua motivatie goed zouden passen bij het schoolklimaat op een gymnasium, maar daar niet voor kiezen vanwege de verplichte klassieke talen. Als deze categorale gymnasia hun onderwijs uitbreiden met atheneum zoals op het Hyperion en op het Amsterdams Lyceum, dan kiezen hier wellicht meer leerlingen voor en worden overvraagde lycea ontlast.”

Een andere ouder vult aan: “Mijn zoon is heel sterk in exacte vakken, en minder sterk in talen. Voor hem was Grieks en Latijn een reden om niet naar het Cygnus te gaan, maar naar het Pieter Nieuwland College. Terwijl op die laatste school het aanbod aan exacte vakken juist niet uitdagend genoeg was. Als het Cygnus ook atheneum had aangeboden, was hij daar naartoe gegaan.”

Een derde ouder wijst op een gerelateerde trend: “Het aantal categorale gymnasia loopt terug dat gevuld kan worden met leerlingen van wie de school de eerste voorkeur had.”

6. Ontwikkel een verplichte ‘stemwijzer’

Een andere suggestie van een ouder betreft verbetering van de informatievoorziening over schoolkeuze. Dit omdat de mismatch tussen vraag en aanbod ook te maken heeft met de toenemende segregatie die samenhangt met een groot verschil in kennis van het Amsterdamse onderwijs: “Veel laagopgeleide ouders baseren hun schoolkeuze op de mening van vrienden of de buurman. Dat doen ze zonder ze zich echt te verdiepen in het onderwijsaanbod. Waarom is er geen stemwijzer voor deze ouders, net zoals als bij de verkiezingen?”

7. Leg marketing aan banden

Een andere suggestie van een ouder betreft afspraken om marketing te beperken: “Waarom krijgen kinderen cadeaus als ze naar bepaalde scholen gaan? Zij worden getrokken door gadgets. Dat kan toch niet? Maak daar binnen OSVO afspraken over.”

Een andere ouder vult aan: “Laat scholen liever investeren in kwaliteit dan in reclamecampagnes. Maak transparant wat scholen uitgeven aan marketing.”

Nog een aanvulling op dit punt is: “Marketing komt pas aan de orde als onderwijsconcept en kwaliteit op orde zijn.”

8. Tevredenheidsonderzoek aan einde brugklas

Een ouder stelt voor om aan het einde van het brugjaar te inventariseren hoe tevreden ouders en leerlingen zijn: “Laagopgeleide ouders met minder kennis van het onderwijsaanbod kiezen minder bewust. Daarom zou ik na het eerste jaar vooral bij hun kinderen willen nagaan: was dit een goede schoolkeuze? Zijn de leerlingen die geplaatst zijn op hun elfde voorkeur ontevreden of hebben ze hun plek gevonden?”

Schoolbestuurders Alle van Steenis reageert: “Het zou mooi zijn als zij de mogelijkheid hebben om na de brugklas opnieuw te kiezen. Aan de andere kant willen zij-instromers vaak naar scholen die al heel populair zijn, en dan heb je hetzelfde probleem van vraag en aanbod.”

Projectleider Bregje Blokhuis geeft aan dat er al een onderzoek bestaat naar de tevredenheid van ouders en leerlingen na het brugjaar. Hieruit blijkt dat de meeste kinderen hun plek hebben gevonden en tevreden zijn. Ook zijn hun schoolresultaten even goed als van leerlingen die op een hogere voorkeur geplaatst zijn.

Dit wordt genuanceerd door een ouder: “Er wordt vaak naar dat onderzoek verwezen. Maar als kinderen met een lage verwachting beginnen op bijvoorbeeld de school van de tiende voorkeur, dan valt het natuurlijk altijd wel mee.” Schoolbestuurder Jeroen Rijlaarsdam voegt daaraan toe dat uit datzelfde onderzoek blijkt dat leerlingen zelfs in 5 havo en vwo nog steeds het gevoel hebben dat ze liever naar een andere school waren gegaan.

9. Inzicht in beweegredenen bij schoolkeuze

Een van de laatste suggesties vanuit de ouders, die eerder op de avond ook al gedaan werd in de discussie over de probleemanaylse, is: “Breng in kaart waarom ouders en leerlingen voor bepaalde scholen kiezen. En onderzoek dit met kwalitatieve data naast de beschikbare kwantitatieve data. Want we kunnen alleen oplossingen voor de mismatch vinden als we inzicht hebben in de beweegredenen van ouders en leerlingen voor hun schoolkeuze.”

10. Formuleer criteria voor samenwerking of overdracht

De probleemanalyse doet nog geen heldere uitspraak over wat een aanpak van de mismatch tussen vraag en aanbod betekent voor de autonomie van de schoolbesturen. Gunnen besturen elkaar de ruimte om succesvolle scholen uit te breiden, ook als dat negatieve gevolgen heeft voor minder populaire scholen?

Uitbreiding van capaciteit van succesvolle scholen kan misschien op eigen kracht, maar het aantrekkelijk maken van minder populaire scholen niet. Is dan samenwerking wenselijk tussen schoolbesturen die meer of minder succesvol zijn geweest met het ‘op de kaart zetten’ van een school? Of moeten besturen op een bepaald punt accepteren dat ze hun school beter kunnen overdragen aan een effectiever schoolbestuur om een succesvolle herstart mogelijk te maken?

Volgens de aanwezige schoolbestuurders staan alle opties open en moet hierover binnen OSVO een stevige discussie gevoerd worden. Ouders adviseren om duidelijke criteria te formuleren wanneer een samenwerking kansen biedt en wanneer een overdracht wenselijk is.

Vervolgbijeenkomst over de mismatch

Tijdens de bijeenkomst op 20 april 2022 zijn ouders en bestuurders voor het eerst in gesprek gegaan over de mismatch tussen vraag en aanbod in het voortgezet onderwijs. Op deze eerste bijeenkomst bestond de behoefte om nog een vervolgbijeenkomst te organiseren, ofwel tijdens de besluitvorming van OSVO over oplossingsrichtingen hoofdlijnen, ofwel bij de nadere uitwerking van oplossingsrichtingen.

Bent u actief in de medezeggenschap en wilt u ook deelnemen aan een eventuele vervolgbijeenkomst en/of op de hoogte blijven over de ontwikkelingen? Stuur dan een mail naar info@onderwijsconsument.nl.

Presentatie Probleemanalyse

Het pdf-bestand Probleemanaylse mismatch vraag en aanbod in het Amsterdamse voortgezet onderwijs is een voor de Raadgeversbijeenkomst van 20 april 2022 bewerkte versie van de presentatie die binnen de OSVO is gebruikt op 23 maart 2022.

Ouders hadden nog de volgende suggesties voor de gepresenteerde data:

De visualisering van vraag en aanbod in gepresenteerde cirkel- en taartdiagrammen werd als te globaal ervaren. Er is behoefte aan de bijbehorende cijfers (of percentages) in de cirkeldiagrammen per schoolsoort over vraag op basis van eerste voorkeur versus capaciteit. Hetzelfde geldt voor de taartdiagrammen met per onderwijssoort de geplaatste leerlingen en de onbenutte capaciteit. Een andere vraag die op de bijeenkomst niet beantwoord kon worden was of in deze diagrammen rekening is gehouden met leerlingen met een dubbeladvies en/of met brede brugklassen waarin leerlingen met verschillende adviezen geplaatst zijn.

Op een kaart van Amsterdam werden ligging en grootte van scholen geprojecteerd. Een andere versie van de kaart toonde met stoplichtkleuren verschillen in populariteit, waarbij d.m.v. de grootte van de stippen op de kaart verschillen in schoolgrootte uitgedrukt werden. Weer een andere versie liet met stoplichtkleuren zien of een school de afgelopen jaren gegroeid of gekrompen is, waarbij de huidige grootte weer werd uitgedrukt d.m.v. de grootte van de stippen op de kaart. Een laatste versie van de kaart toonde met kleurtinten verschillen in percentages doelgroepleerlingen, wederom met stipgrootte als indicator van schoolgrootte. Een vraag was of de verschillende weergaven ook gecombineerd kunnen worden om de probleemscholen te indenticiferen.

Vanuit de ouders bleek er ook behoefte te zijn aan een vergelijking tussen scholen op kwaliteitsindicatoren als opstroom, afstroom, zittenblijven en examencijfers.

Ook werd gevraagd om een vergelijking op personeelsaspecten zoals de verhouding tussen vaste en tijdelijke aanstellingen en de aanwezigheid van lerarentekorten op ‘tekortvakken’.

Meer artikelen over Blog