Kinderen hebben recht op onderwijs. Het recht op onderwijs is in verschillende mensenrechtenverdragen en de Universele verklaring van de rechten van de mens opgenomen. Het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is daarvan verreweg het belangrijkst. Burgers kunnen namelijk de verplichtingen van de staat, die zijn vastgesteld in het verdrag, afdwingen.
Het recht op onderwijs is in Nederland ook vertaald naar nationale wetgeving: de Leerplichtwet. Die wet schrijft voor dat iedereen vanaf vijf jaar naar school gaat. De leerplicht is meer dan 100 jaar geleden ingevoerd, omdat destijds veel kinderen hun ouders moesten helpen met werken op het land. De overheid vond dat kinderen beschermd moesten worden tegen hun ouders. Het recht op onderwijs is dus eigenlijk meer een plicht voor ouders dan een recht voor kinderen. De leerplicht beschermt daarmee het leerrecht van kinderen
De leerplicht richt zich met name op de verplichtingen van ouders, maar niet zozeer op de kwaliteit van wat kinderen daadwerkelijk leren.
Het toezicht op het onderwijs is wel als overheidstaak verankerd in de Grondwet. Andere wetgeving vult het toezicht door de overheid nader in (art. 23 lid 2 Gw). Meer hierover lees je in het artikel over de Onderwijsinspectie.